EN TOEN WAS HET STIL...

En toen was het stil

Overal ging hij met mij naar toe.

Nu waren er al drie dagen voorbij dat ik niet naar hem had omgekeken.

Ik reed met mijn auto naar de stad en was in gedachten bij wat ik moest kopen toen mijn auto met een harde knal verplaatst leek te worden en met een doffe klap tot stilstand kwam. Groene grassprietjes kriebelden aan mijn neus en ik rook de lucht van stilstaand water. De auto was in een sloot beland, een paar ruiten waren stuk en mijn been zat duidelijk klem. Met één hand probeerde ik bij mijn handtas te komen maar het lukte mij net niet om het ding te pakken te krijgen. O wat een pijn!! Mijn been zat muurvast! Even deed ik mijn ogen dicht en probeerde mij te herinneren wat er gebeurd was. Het was een zwart gat. Nogmaals probeerde ik mijn tas te bereiken maar die leek inmiddels nog verder te liggen. Het was mijn eerste week alleen.

Nadat de scheidingspapieren geregeld waren en ik de boel eindelijk weer redelijk op orde had, waren de kinderen, zoals dat zo vaak gaat, een week bij hun vader. Het was erg vreemd, zo alleen! Aan de andere kant, ... het was mijn eigen schuld! Wat nu? Ik moest mijn tasje pakken want daarin zat, als het goed was, mijn telefoon!

Rustig probeerde ik mijn hoofd te draaien, maar ook dat was pijnlijk.

Het lukte me om naar buiten te kijken door mijn hoofd lichtelijk scheef uit het raam te laten hangen, zodat ik de achterkant van de auto kon zien. Tot mijn grote schrik zag ik  mijn achterwiel in het water hing. Het hoge gras reikte tot aan het dak en als ik schuin naar voren keek zag ik een hoge dijk, waarbovenop de weg zou moeten zijn. Vogelgeluiden deden mij opschrikken, maar verder was het stil. Nogmaals boog ik mij voorover en ineens stootte ik mijn hoofd opnieuw. De auto gleed de sloot in.....

‘Hier mama!’ schreeuwden ze tegelijk!! ‘Kijk wat papa heeft gekocht voor je verjaardag!’ Ik pakte voorzichtig het pakje dat mij in mijn handen was geschoven en zag het mooie roze papier met de hartjes erop. ‘Schiet nou op, mama!’ riepen ze nogmaals en ik begon de plakbandjes voorzichtig te verwijderen zodat ik het papier niet zou beschadigen. Mijn kinderen van twee en zes jaar oud stonden te springen op het bed en… ‘boink!’, daar knalde de jongste met zijn hoofd zo achterover op de grond! Snel legde ik het cadeautje weg en sprong zo snel mogelijk het bed uit om te kijken hoe het met hem ging. ‘Jasper, Jasper!’ riepen we. Maar Jasper gaf geen antwoord. Daar lag het kleine ventje, voor onze neus. Snel belde mijn man 112. Het feest was snel afgelopen en voordat we het wisten zaten we op de eerste hulppost in het ziekenhuis. Er renden allerlei zusters op en neer en er werden drie artsen bij Jasper geroepen. Het zag er niet goed uit. Mijn man keek bezorgd en zei even later: ‘Jij altijd, ze mogen ook altijd alles van je!’ Wat een vervelende opmerking, maar omdat ik geen zin in ruzie had, hield ik mijn mond. Elfie, onze dochter was meegekomen naar het ziekenhuis en zag lijkbleek. Gelukkig kwam mijn schoonmoeder haar snel ophalen zodat ze niet bij ons en haar gewonde broertje hoefde te blijven. Mijn schoonmoeder was nogal nerveus; haar nek zat helemaal onder de rode vlekken. ‘Ga maar snel naar huis!’ zei ik haar, ‘we houden je op de hoogte…’

Jasper keek raar uit zijn ogen, maar… daar was hij weer, gelukkig.

De klap was zo hard geweest dat hij buiten bewustzijn was geraakt.

Het kleine lijfje daar in dat grote bed en die grote bange ogen maakten me zo ongerust dat ik plotsklaps in huilen uitbarstte.

Twee dagen moest hij daar blijven en mijn man en ik wisselden elkaar af om naast zijn bed te blijven zitten. Wij wilden hem geen seconde alleen laten.

Mijn cadeau was ik allang vergeten en toen we na twee nachten weer samen in ons eigen bed lagen, vroeg mijn man waar het cadeau gebleven was. ‘Cadeau?’ zei ik. Het pakje lag nog op mijn nachtkastje met omgekruld plakband. Deze keer rukte ik het papier eraf en zag tot mijn grote verbazing een schitterende I-phone! Nog nooit had ik zo’n luxe ding gehad en na al het verdriet kon er gelukkig weer een klein lachje vanaf.

Mijn man hielp mij met het aan de praat krijgen van het apparaat en hij vertelde wat de mogelijkheden waren. Het klonk als Chinees voor me maar ik knikte braaf van ja, ja, en nogmaals ja. Eerst vergat ik het ding dikwijls mee te nemen. Dan werd mijn man boos omdat ik onbereikbaar was, terwijl ik dat niet hoefde te zijn. Maar na een tijdje zag ik dat het verdomd handig was zo’n luxe telefoon. Alles kon ik ermee. Op internet, reizen boeken, googlen en als de kinderen een onmogelijke vraag hadden, dan had ik het antwoord zo gevonden..

Mijn vriendinnen vroegen of ik ook ‘WhatsApp’ had en of ik me nu eindelijk eens op Facebook wilde aanmelden. Het was allemaal wat veel tegelijk en toen ik mij serieus liet overhalen, moest ik eerst allerlei piepjes instellen. Het ene gepling volgde na het het andere. Inkomende telefoon-gesprekken, SMS-jes, e-mails, WhatsApps, Facebook en zelfs Facetimen. Dat was wel lachen. Opeens zat ik live met een vriendin te kletsen. Totdat ik mezelf erop betrapte dat ik zelfs tijdens het koken met een schuin oog alles in de gaten probeerde te houden.

Tijdens het eten was ik er meestal wel bij met mijn gedachten, maar op een keer zat ik in zo’n intensief chatgesprek met een vriendin verwikkeld, dat ik het schermpje maar in de gaten bleef houden totdat zij antwoord op mijn nogal moeilijke vraag zou geven. Mijn man merkte mijn afwezigheid en vroeg of alles wel goed ging. Even zat ik weer gezellig te dineren met mijn gezin, totdat er een luid gepling door de kamer ging en ik te bruusk opstond en met stoel en al achterover op de grond kletterde. De kinderen schrokken zich een hoedje en de kleine Jasper begon hard te huilen. Mijn man was zeer verontwaardigd en boos en zei dat ik niet zo idioot moest reageren op de telefoon, dat zulke dingen best even konden wachten. Zo zag ik het helemaal niet. Ik keek weer op het scherm en begon luid te lachen toen ik het berichtje van mijn vriendin las.

‘Gelukkig’, zei ik ‘dat is goed afgelopen’. Mijn man keek mij vreemd aan. Zwijgend aten we verder.

Het was de verjaardag van mijn moeder, en zoals op zoveel verjaardagen, zaten we allemaal saai in een kringetje. Eigenlijk voelde ik me niet echt lekker en ik had geen zin om te kletsen. Een van mijn moeders kennissen kwam naast me zitten en begon uitvoerig met mij te praten en voordat ik het wist had ik mijn telefoonnummer al aan hem doorgegeven.

Achteraf begreep ik waarom. Ik was nog niet thuis of er kwam een ‘pling’ de huiskamer in. Het was Rudolf, de man van het feest. Ik kreeg een halve rolberoerte en een knalrood hoofd, want eigenlijk vond ik Rudolf best leuk. Wat zou hij moeten?

Via de I-phone spraken we elkaar vaak, eigenlijk steeds vaker. Rudolf was wel getrouwd maar zijn vrouw was veel van huis en dus verveelde hij zich een beetje, met name ’s avonds. We spraken over van alles en Rudolf leek op het eerste gezicht een gewone, maar ook wel serieuze man.

We konden het goed samen vinden en eigenlijk ging dat zelfs steeds beter. In het begin vond mijn man het niet zo erg, maar Rudolf wist niet van ophouden en in plaats van alleen maar ’s avonds berichtjes te sturen, kwamen er ook overdag al regelmatig ‘plingetjes’ door de kamer omdat hij gewoon even gezelschap wilde.

Het begon de familie wel wat op te vallen. Ik was geen moment bij mijn telefoon weg te slaan en mijn kinderen mochten er ook geen spelletjes meer op doen, de telefoon was van mij en hoorde bij mij. De telefoon ging met mij naar de kapper, naar de slager en als ik thuis was, lag het ding in de keuken, naast de strijkbout, en op het toilet.

Op visite gaan was niet fijn, want dan kon ik moeilijk schrijven.

Dus verontschuldigde ik mij dat ik buikpijn had en verbleef vaak minutenlang op mijn ‘chattoilet’.

Daar wastie weer. Rudolf! Wat had ik een zin om hem te zien… en hij mij. Eerlijk gezegd was het gewoon nieuwsgierigheid om degene waarmee ik zoveel schreef even alleen en in het echt te ontmoeten.

Daar was ons eerste afspraakje. Heel onschuldig eigenlijk. Rudolf was een tennisliefhebber en nam mij mee naar een wedstrijd van twee belangrijke tennissers. Zijn vrouw was weer eens afwezig en zelf zei ik tegen mijn man dat ik met een vriendin naar het tennissen ging kijken.

‘Tennissen?’ zei mijn man, ‘sinds wanneer interesseert jou dat nou weer?’ Ik ging er verder niet op in, deed mijn jas aan en verdween.

Rudolf was een knappe vent. Wel wat ouder dan ik, maar dat was niet zo erg. Hij gaf mij een verlegen kusje. Eerst op mijn wang en toen zachtjes op mijn mond...

De tijd verstreek en mijn chatziekte werd steeds erger.

Het was lang geleden dat ik een gesprek had gehad met mijn eigen man. De afstand tussen ons beiden werd steeds groter. Mijn man had andere hobby’s dan ik, hobby’s die mij totaal niet interesseerden, terwijl Rudolf mij allerlei romantische verhalen vertelde en mij omtoverde tot de mooiste vrouw van de aardbodem. Zwevend ging ik door het leven totdat mijn man zei dat hij de situatie uit de hand vond lopen. Hij vroeg mij vriendelijk wat meer aandacht aan hem te besteden dan aan anderen. Dat vond ik op zich wel vreemd. Ik zat nota bene de hele avond met hem in de huiskamer, wat wilde hij nog meer? Weer een ‘pling’. Eerlijk gezegd dacht ik dat het Rudolf was, maar deze keer was het Sjon, de slager van het dorp. Wat vreemd…, zou hij mij vlees willen verkopen of zo... maar nee hoor. Sjon schreef mij dat hij van me droomde! Zoiets had ik nog nooit meegemaakt! Weer een ‘pling’. Het was Ali, de bakkerszoon. Of ik wat te doen had vrijdagavond. En nog een ‘pling’, nu van Alex van drie straten verder.  Hij wilde graag met mij ‘praten’ en verstuurde prompt een nogal blote foto!! ‘Pling’ en nogmaals ‘pling’. Ik wist niet meer wat te doen. Mijn man zag ik eigenlijk niet meer staan of jawel, vanuit een ooghoek zag ik hem zitten. Maar ik had geen tijd om met hem te praten omdat ik zoveel chatjes moest beantwoorden.

Rudolf maakte het helemaal te gek. Opeens stond hij voor mijn deur.

Mijn man liet hem binnen en we zaten met z’n allen gezellig rond de tafel, totdat Rudolf tegen mijn man zei dat hij zijn vrouw wilde hebben. Ik dacht dat ik flauwviel en ik zag mijn man van kleur veranderen. Van groen, naar wit en geel totdat hij vuurrood werd en Rudolf met een paar ferme tikken richting uitgang sloeg.

De volgende dag zag ik dat mijn man zijn koffer aan het inpakken was.

‘Ik ga!’ zei hij. Met in één hand mijn telefoon en met de andere hand het strijkijzer, keek ik even opzij en zag tot mijn grote schrik dat hij het echt meende! Een doffe klap volgde. Mijn telefoon had het aardoppervlak bereikt en lag aan mijn voeten. Op de grond! Mijn man sloot de deur en weg was hij. Daar stond ik dan,… alleen. De kinderen waren op de speelzaal en op school. Wat was ik boos... boos... boos, boos en nog eens boos! Op... mijn telefoon! Wie had mij ooit zo’n kreng willen geven!

Ik was toch ook gelukkig zónder!?? En nu, nu was het te laat!  Ik pakte de telefoon en zag dat het schermpje beschadigd was. Vervolgens belde ik het nummer van Rudolf. De telefoon bleef maar overgaan maar Rudolf nam niet op.

‘Mevrouw, mevrouw…, jawel ze haalt het wel… goed zo mevrouw we zijn er bijna en je zal zien dat alles goed komt. Hoe lang zou je daar al gelegen hebben?  Je had zelfs gras in je mond en kijk daar zit je telefoon, in het binnenzakje van je tas. Plat, helemaal plat! Heb je een oplader?

Ik zie geen oplader! Mevrouw weet uw man dat u van huis weg bent? Heeft u een nummer? Kunnen wij hem bellen!? Hij zal zich wel zorgen maken. En uw kinderen? Heeft u kinderen?’

Het werd zwart voor mijn ogen, ik viel in slaap.

Bij het wakker worden, gaf de verpleegster mij de telefoon.

‘Mevrouw uw ontgrendelcode? We hebben niemand kunnen bellen en niemand heeft u gezocht!? Wilt u even uw man bellen…?’

‘Nul, zes, twee, twee’, zei ik zacht. 'Bert heet hij... belt ú alstublieft!

U mag de telefoon houden...’

Marleen R©ssetti april 2015

Condividi questa pagina